Aansprakelijkheid

Een vrijwilliger die schade veroorzaakt is verplicht die schade te vergoeden. Dit geldt ook voor organisaties. Ook organisaties kunnen aansprakelijk gesteld worden voor schade die ze veroorzaken.

Van aansprakelijkheid is sprake als er schade wordt geleden of veroorzaakt en er iemand aansprakelijk wordt gehouden voor de geleden schade. Er zijn twee zaken die je moet vermijden: onbehoorlijk bestuur en ernstig verwijt. Onderaan deze pagina vind je controlevragen waarmee je kunt kijken of je de belangrijkste zaken hebt geregeld.

1. Onbehoorlijk bestuur

Uitgangspunt voor het goed functioneren als vereniging of stichting is goed bestuur. Over wat goed bestuur precies is, kunnen de meningen verschillen. Het staat ook niet in een wet. Er staat wel iets over onbehoorlijk bestuur in de wet. Daarom gaan we dieper in op zaken die met onbehoorlijk bestuur te maken hebben. Als je rekening houdt met deze aandachtspunten, dan is de kans veel kleiner dat je als bestuur of als organisatie aansprakelijk wordt gesteld.

Enkele voorbeelden van onbehoorlijk bestuur zijn:

  1. Financiële verplichtingen aangaan zonder behoorlijke voorbereidingen te treffen.
  2. Financiële verplichtingen aangaan waarvan je weet of kunt vermoeden dat de organisatie deze niet kan nakomen.
  3. Facturen niet betalen.
  4. Verplichtingen of taken met opzet verwaarlozen uit nonchalance, of omdat men geen zin heeft of het vergeet.
  5. Informatie achterhouden naar leden, toezichthouders of andere belanghebbenden.
  6. Geen zicht hebben op inkomsten en uitgaven, de kredietbewaking verwaarlozen en desondanks uitgaven doen.
  7. Geen zicht hebben op voorzienbare risico’s en je daar niet tijdig tegen indekken.
  8. De kredietwaardigheid van je sponsors en andere contractpartners niet controleren. Bijvoorbeeld wanneer je niet vooraf checkt of je sponsor in staat is, het toegezegde bedrag ook te betalen. Je kunt de kredietwaardigheid checken door een jaarrekening op te vragen of een garantie te vragen.
  9. De kwaliteit van het bestuur onvoldoende waarborgen. Bijvoorbeeld door een penningmeester in het bestuur op te nemen die onvoldoende kwaliteiten heeft om de functie goed te vervullen.
  10. De meldingsplicht verzuimen. Je moet een schuld, al dan niet verwijtbaar melden aan belanghebbenden. het hoogste orgaan binnen de organisatie. Bij verenigingen is dat de algemene vergadering. Het gaat hierbij om schulden van € 10.000,- en meer. Deze schuld zul je ook moeten melden bij de belastingdienst, premieheffende instanties, pensioenfondsen en schuldeisers (indien van toepassing).
  11. De informatieplicht jegens toezichthouders niet respecteren.
  12. Het verwaarlozen van de boekhouding.
  13. Het niet-melden of negeren van tegengestelde belangen.

1.2 Taak naar behoren vervullen

Allereerst moeten vrijwilligers, maar vooral bestuurders, hun taak naar behoren vervullen. Dat is een wettelijke verplichting, te vinden in art. 2:9 van het Burgerlijk Wetboek. Taken van bestuurders kunnen ook in de statuten van de vereniging of stichting zijn vermeld. Die taken zijn niet vrijblijvend; een bestuurder die zich verbindt aan een organisatie gaat een verplichting aan. Het is praktisch goed werkbaar als er taakbeschrijvingen worden gebruikt. 

1.3 Handelen conform de statuten

In de statuten staan de verplichtingen van het bestuur vermeld, zoals het opstellen van de begroting en de jaarrekening en de benoemingen. Maak er een rooster van en agendeer tijdig de vereiste verplichtingen. 

1.4 Zorgplicht

Een vereniging of stichting heeft meestal vrijwilligers aan het werk en soms zijn er ook betaalde medewerkers in dienst. Wanneer een vrijwilliger schade ondervindt als gevolg van het vrijwilligerswerk kan deze de opdrachtgever aansprakelijk stellen. Maar ook een derde, dus iemand van buiten de vereniging of stichting kan de organisatie aansprakelijk stellen. Artikel 7:658 BW gaat in op de zorgplicht waaraan besturen gehouden zijn. Als het bestuur als werkgever tekortschiet in de zorgplicht jegens de werknemer of de vrijwilliger, dan is het bestuur aansprakelijk voor de schade die de werknemer of vrijwilliger in de uitoefening van zijn of haar werkzaamheden oploopt. De zorgplicht geldt dus voor zowel werknemers als vrijwilligers omdat je als bestuur als opdrachtgever wordt beschouwd. Hoewel het niet voor de hand lijkt te liggen, kunnen stichtingen en verenigingen dus ook worden beschouwd als werkgever.

De aansprakelijkheid en zorgplicht (artikel 7:658 BW) van werkgevers en organisaties is diverse malen onderwerp geweest bij gerechtelijke uitspraken. Omdat de grens tussen vrijwilligers en werknemers niet altijd duidelijk is, geven we op deze plaats de voorwaarden die uit jurisprudentie blijkt. Als er aan deze voorwaarden wordt voldaan, is er duidelijk sprake van werkgeverschap.

Voorbeeld 1. Opdrachtgever aansprakelijk

Tijdens het plaatsen van verlichting op het dak van kerk is een vrijwilliger van een klusgroep van het kerkdak gevallen. De rechter bepaalt dat de parochie de schade van de vrijwilliger moet vergoeden, ondanks dat het parochiebestuur geen opdracht heeft gegeven voor het plaatsen van de verlichting. Het feit dat de vrijwilliger met goedkeuring onderdeel uitmaakte van de klusgroep heeft tot gevolg dat de parochie een zorgplicht heeft voor de vrijwilliger. De vrijwilliger heeft een vergelijkbare positie als een werknemer en is afhankelijk van de veiligheidsmaatregelen die het parochiebestuur treft. Hij heeft recht op dezelfde bescherming als een werknemer. Dit betekent dat de ‘werkgever’ aansprakelijk is voor de schade die de vrijwilliger lijdt. Om diezelfde reden is de ‘werkgever’ ook aansprakelijk voor schade die de vrijwilliger veroorzaakt, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Hoe vrijwilligers veilig kunnen werken staat op de pagina Veilige arbeidsomstandigheden.

1.5 Zorgplicht voor bezoekers van een evenement in een gebouw of op een terrein

Als eigenaar van een gebouw of ruimte heb je ook een zorgplicht voor de bezoekers. Stel, je organiseert een festival of ander evenement. Dan ben je vanuit de zorgplicht medeverantwoordelijk voor de veiligheid van bezoekers. Dat hoeft niet te betekenen dat je zelf bedrijfshulpverleners (bhv’ers) moet leveren, maar wel dat je met de huurders afspraken maakt over de veiligheid. Uiteraard moeten de gebruikelijke eisen aan de veiligheid aan het gebouw zelf in orde zijn (zoals bijvoorbeeld brandblussers) maar ook moet worden besproken wie er voor bhv’ers zorgt, of er aanvullende veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen en wie er aansprakelijk is bij ongevallen. Het is verstandig om deze zaken af te stemmen met huurders en waar mogelijk op papier te zetten. Ten slotte zijn er ook verzekeringen voor evenementen. Het gaat erom dat de zorgplicht serieus wordt genomen door de eigenaar of beheerder van een gebouw; hij of zij is immers gastheer en zorgt voor zijn of haar gasten.

1.6 Publicatieplicht

Als je als organisatie het algemeen belang dient en de organisatie heeft een ANBI-status dan geldt er een verplichting tot het tijdig plaatsen van de vereiste ANBI-gegevens. Zo moet er jaarlijks voor 1 juli een samenvatting van de jaarcijfers worden gepubliceerd, of, uiterlijk 6 maanden na afloop van het boekjaar (art. 2:10). De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van de werkelijkheid. Het is bij wet (art. 2:249 BW) verboden om een misleidende jaarrekening te presenteren. De jaarrekening wordt door alle bestuurders ondertekend, dat benadrukt het zogeheten collegiaal bestuur (art. 2:48). Overigens geldt de publicatieplicht alleen voor verenigingen en stichtingen met een ANBI-status.

1.7 Inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KVK)

Er geldt ook een verplichting voor rechtspersonen om zich in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dat is niet alleen een administratieve aangelegenheid. Want bij een incident zijn bestuurders aansprakelijk tenzij zij een rechtspersoon zoals een vereniging of stichting hebben opgericht en deze rechtspersoon hebben ingeschreven in het Handelsregister. Zodra deze inschrijving een feit is, is in beginsel de rechtspersoon aansprakelijk. Het schild van de aansprakelijkheid zoals dit ook wel wordt genoemd, is echter niet geheel beschermend. Bij een onrechtmatige daad is kan een bestuurder wel degelijk persoonlijk aansprakelijk worden gesteld.   

1.8 Belangenverstrengeling

Als er sprake is van belangenverstrengeling, heeft dat invloed op de besluitvorming. Mede om de kwaliteit van besluitvorming te verbeteren bij belangenverstrengeling, is de Wet Bestuur Toezicht Rechtspersonen (WBTR) in het leven geroepen. Het is niet toegestaan, zo schrijft de WBTR voor, dat er besluiten worden genomen waarbij de belangenverstrengeling bekend is, maar niet wordt vermeden. Belangenverstrengeling is te vermijden als er bijvoorbeeld een bestuurder met een tegengesteld belang niet deelneemt aan de besluitvorming.

2. Ernstig verwijt

Een ernstig verwijt wil zeggen dat er een handeling is verricht die schade tot gevolg heeft en die als oorzaak een verwijtbaar feit heeft. Een handeling kan eenvoudigweg een handeling zijn met onvoorziene en onbedoelde gevolgen, maar het kan ook zijn een daad die met opzet is verricht met de bedoeling schade toe te brengen. Ten slotte kan ook een nagelaten handeling – iets wat je niet gedaan hebt - schade veroorzaken. Ook dat kan als ernstig verwijt worden gezien. Schade kan worden verhaald op een persoon die namens een stichting of vereniging optreedt, maar ook een bestuur kan aansprakelijk worden gehouden. Als het goed is, heeft een bestuur ook een vorm van onderling toezicht ingericht, waarmee voorkomen kan worden dat het gedrag van een van de bestuurders aanleiding kan geven tot een ernstig verwijt. In beginsel is het gehele bestuur aansprakelijk, tenzij aantoonbaar is dat de andere individuele bestuurders niets valt te verwijten.

2.1 Onrechtmatige daad

Een onrechtmatige daad is een voorbeeld van een ernstig verwijt. Het gaat om een opzettelijke onwettelijke of onbehoorlijke gedraging met schade tot gevolg. Wat belangrijke overwegingen hierbij zijn, is de vraag of een weldenkend mens tot vergelijkbaar handelen zou zijn gekomen. Het doet er in dit verband ook toe, dat iemand geschikt is voor een functie of voor een taak. Niet onbelangrijk is ook de grens van 14 jaar en ouder. Vanaf die leeftijd kan er sprake zijn van een onrechtmatige daad.

3. Controlevragen

  1. Beschikt de organisatie over een risico-inventarisatie en -evaluatie?

    Breng risico’s in kaart en voorzie ze van maatregelen. Prioriteer en ga aan de slag met de maatregelen. Risico’s waarvan de organisatie de gevolgen niet kan dragen, moet je uit de weg gaan of verzekeren.
    Er zijn voor vrijwilligers en hun organisaties verzekeringen om ongewenste gevolgen te kunnen dragen. De belangrijkste is de gemeentelijke vrijwilligersverzekering waarbij vrijwilligers via de gemeente zijn verzekerd. Kijk altijd naar de specifieke behoefte die een organisatie heeft, weeg de risico’s, kijk naar de kosten en sluit eventueel een verzekering af. Lees de polisvoorwaarden goed door en overhandig de polisvoorwaarden ook aan de vrijwilliger.
  2. Zijn er geldige statuten en wordt er conform de statuten gehandeld?
  3. Is er een huishoudelijk reglement en worden de richtlijnen hierin gevolgd?
  4. Zijn er actuele taakomschrijvingen van bestuurders, zijn die overhandigd en worden ze periodiek geëvalueerd?
  5. Wordt er voldaan aan de gebruikelijk, administratieve verplichtingen? Bijvoorbeeld de verplichtingen met betrekking tot ANBI en jaarrekening.
  6. Is de periodieke risico-inventarisatie en evaluatie uitgevoerd?
  7. Wordt er gehandeld in lijn met de privacywetgeving (AVG)?
  8. Wordt de regelgeving vanuit de WBTR gerespecteerd?
  9. Is de rechtspersoon ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel?
  10. Beschikken de bestuurders over de vereiste competenties?
  11. Zijn procedures voor het doen van uitgaven vastgelegd en zijn ze bekend?
  12. wordt er het vierogenprincipe gehanteerd? Zijn het middelenbeheer en de controle erop niet in een hand?

Samenvatting

Samengevat: je werkt voor een stichting of een vereniging. Je kunt namens deze rechtspersoon rechtshandelingen verrichten, zoals een aankoop doen of personeel aannemen. Als je je als bestuurder houdt aan de kaders van statuten, taakomschrijvingen, instructies en natuurlijk de wet, en handel je in het belang van de organisatie, dan verklein je de kans op aansprakelijkheid.

Houd iemand zich niet aan de regels, statuten of voorschriften, dan moet je als bestuur stappen zetten om erger te voorkomen. Ga in gesprek, leg afspraken vast en schakel indien nodig externe hulp of advies in.