Informele zorg krijgt steeds meer stem in het Utrechtse zorgveld

1290 keer bekeken

Op 35 plekken verspreid over het land zijn lokale trajecten van Samen Ouder Worden. In deze serie verhalen bezoeken we steeds een andere plek. Deze aflevering zijn we te gast in Utrecht. Twee vraagstukken springen er uit: eenzaamheid en het samenspel in het zorgveld.

Programmamedewerker Julia Muller: ‘We versterken de samenwerking met de formele zorg en met de vele bewonersinitiatieven.’

‘In Utrecht zijn honderden kleine vrijwilligersinitiatieven’, zegt Muller, ‘maar hoe geef je die stem in de stad?’ Die vraag speelde jaren geleden al en vormde mede de aanleiding tot het ontstaan van het NIZU, het Netwerk Informele Zorg Utrecht. ‘Voordat ik in Utrecht de kartrekker werd van Samen Ouder Worden, was ik al een paar jaar projectleider van het NIZU. Dus ik hoefde niet bij nul te beginnen.’

De bestaande infrastructuur voor de samenwerking tussen de informele zorg en de rest van het zorgveld was er echter niet specifiek over ouderen. Dat perspectief krijgt dankzij Samen Ouder Worden tegenwoordig extra aandacht. Het was best even zoeken in het begin: ‘Hoe ga ik dat doen, die verschillende rollen naast elkaar? Maar ik merkte al snel dat het niet altijd los van elkaar hoeft. Het versterkt elkaar vaak. Bovendien had ik al de gunfactor, dat hielp ook aan het begin van het traject van Samen Ouder Worden.’

Het goede van corona

Als voorbeeld van een recente ontwikkeling die goed uitpakt voor de informele zorg in het algemeen en inzet door en voor ouderen in het bijzonder, noemt Muller de komst van de ambassadeurs van de informele zorg. ‘Dat zijn beroepskrachten met veel kennis van de mogelijkheden van vrijwillige inzet. In hun dagelijkse werk promoten ze de informele zorg als het ware. Ze sluiten aan bij casuïstiekbesprekingen van huisartsen en wijkteams. Dat leidt tot meer informele ondersteuning door en voor ouderen.’

Muller brengt ook de coronaperiode ter sprake, die naast alle narigheid toch iets positiefs heeft opgeleverd voor het beeld en de positie van vrijwillige inzet. ‘Veel professionals moesten thuis gaan werken, maar vrijwilligers kwamen nog wel achter de voordeur of namen hun maatje mee uit wandelen. Dat maakte wel indruk. Ook bijzonder was dat bijna iedereen tijdens de lockdowns wel eens gevoelens van eenzaamheid had. Dus we konden ons ineens beter voorstellen hoe het voor een oudere is die erg veel aan huis is gebonden.’

Samenwerken is niet de heilige graal

Door de inzet van het NIZU en Samen Ouder Worden, krijgt de informele zorg steeds meer stem in de stad. ‘We krijgen een steeds serieuzere plek’, zegt Muller. ‘Steeds meer partijen benaderen ons. Ze zien de meerwaarde van vrijwillige inzet en willen meer vrijwilligers inzetten en meer kennis over alle mogelijkheden.’ Maar niet overal en altijd wordt de informele zorg uitgenodigd. Soms is het volgens Muller gewoon een kwestie van een beetje opdringen. ‘Maar als we dan eenmaal aangeschoven zijn, dan komen we ook nooit meer weg.’

Wat Muller betreft is deze ontwikkeling ook een mooi voorbeeld van haar stelling dat sterkere samenwerking altijd het middel is, nooit het doel. ‘Samenwerken is niet de heilige graal. Het doel is de betere ondersteuning door en voor ouderen.’ Sommige organisaties nemen afscheid van hun vrijwilligers als ze ouder worden, bijvoorbeeld als ze zeventig worden, weet Muller. ‘Door het programma Samen Ouder Worden kijken we hier anders naar en dan vooral naar hoe de organisaties moeten veranderen als vrijwilligers ouder worden. Dan moeten we misschien het vrijwilligerswerk veranderen of mensen op een andere manier ondersteunen.’

Eenzaamheid is ingewikkeld

Bij het vraagstuk van eenzaamheid kunnen vrijwilligers meerwaarde opleveren in vergelijking met betaalde krachten, ook los van corona. ‘Vrijwilligers zijn vaak veel minder gebonden aan protocollen, aan ruimte en tijd’, verklaart Muller. ‘En omdat ze vanuit gelijkwaardigheid het gesprek aangaan, is dat vaak heel waardevol. Bijkomend voordeel kan zijn dat professionals hierdoor meer tijd overhouden voor urgente zaken.’

Dat neemt niet weg dat eenzaamheid ook voor vrijwilligers een ingewikkeld vraagstuk is. In Utrecht was al een brede coalitie tegen eenzaamheid, maar die was niet specifiek gericht op ouderen. Muller vertegenwoordigt aan tafel met de vele partners het ouderenperspectief. Met succes: ‘Tegenwoordig is er meer oog voor wat ouderen zelf nog kunnen, hoe ze actief kunnen blijven als vrijwilliger. Dus niet dat ze bezocht zouden moeten worden door een vrijwilliger.’

Stoppen is oké

Muller werkt daarnaast aan de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers op het thema eenzaamheid. Samen met de gemeente en de vrijwilligerscentrale ontwikkelde ze een training om het bespreekbaar te maken. ‘Het is een lastig onderwerp. Maar het helpt al om te erkennen dat de eenzaamheid er nu eenmaal is. Vaak is het ook een gezond mechanisme om in actie te komen. Erover praten helpt vaak om de vervolgstappen makkelijker te maken. Vrijwilligers kunnen samen met de ander kijken hoe die stappen eruit kunnen zien.’

In de training is ook aandacht voor de verantwoordelijkheden die vrijwilligers op zich nemen. Soms maken zij zich zorgen dat die te groot en te zwaar worden. ‘Dan vragen vrijwilligers zich af of ze voortaan elke dag op bezoek moeten of dat ze nooit meer kunnen stoppen met de bezoeken. Dus worden ze in de training ook toegerust om dat in te zien: dat ze de ander kunnen helpen om in actie te komen. En dat op een gegeven moment stoppen dus oké is.’

Bewonersinitiatieven

Muller brengt het gesprek tot slot nog even terug op het versterken van de samenwerking. Ze  benadrukt dat het niet alleen gaat over samenwerking met de formele zorg, maar ook met de vele bewonersinitiatieven die er zijn. ‘Dat is door corona nog versneld, denk maar aan alle burenhulp, boodschappendiensten en taarten- en kaartenacties. Dat vult het oorspronkelijke vrijwilligerswerk aan, wij schuiven daardoor wat op.’

Sommige vrijwilligersorganisaties pakken bepaalde vragen bijvoorbeeld niet meer op, omdat actieve bewoners hun buurtgenoten al heel goed ondersteunen, legt Muller uit. ‘Door de goede samenwerking met de bewonersinitiatieven komen de traditionele vrijwilligersorganisaties in beeld als het complexer wordt. Als er getrainde vrijwilligers nodig zijn, bijvoorbeeld in geval van vragen bij dementie of psychiatrie.’

Meer informatie

 

Samen Ouder Worden

Steeds meer mensen worden in hun vertrouwde omgeving oud. Vrijwillige inzet is vaak belangrijk voor hen. Het geeft verbinding, voldoening en structuur: het heeft en geeft zin. De manier waarop de vrijwillige inzet georganiseerd wordt, verandert mee met deze ontwikkeling. Het sluit steeds beter aan bij wat de thuiswonende oudere zelf graag wil en kan doen. En het stelt het traditionele beeld van de kwetsbare hulpvrager en de krachtige vrijwilliger bij.

Op 35 plekken verspreid over het land wordt er onder de noemer Samen Ouder Worden druk geëxperimenteerd en geleerd: wat doen en helpt ouderen om actief te blijven, en welke rol speelt vrijwilligerswerk daarin? Aan de lokale trajecten doen overal verschillende partijen mee. Altijd zijn ouderen zelf er actief bij betrokken, samen met een mix van gemeente, lokale (afdelingen van) vrijwilligersorganisaties, wijk-en buurtorganisaties, zorginstellingen en welzijnsorganisaties.

De samenwerkingspartners hebben een gezamenlijk en duidelijk doel voor ogen: dat mensen actief en waardig ouder worden. Per traject ligt het accent op een ander vraagstuk. Dat kan het vergroten van zingeving zijn, ouderen verleiden vrijwillig actief te blijven of worden, of bijvoorbeeld het versterken van het samenspel tussen de formele en de informele zorg. Het programma Samen Ouder Worden is onderdeel van Langer Thuis. De uitvoering van het programma wordt gedragen door elf landelijke vrijwilligersorganisaties en begeleid door Vereniging NOV.

 

Afbeeldingen

Bekijk ook

Partners:     Movisie

Cookie-instellingen