Deel 2: Verklaringen voor ondervertegenwoordiging van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond

Dave Plug 14-04-2021 762 keer bekeken 0 reacties

Diversiteit is een hot topic, ook binnen vrijwilligersorganisaties. Organisaties zien de waarde in van een diverse vrijwilligerspoule, om zo mensen uit allerlei landen en culturen samen te kunnen brengen.

Toch blijkt dat niet-westerse Nederlanders over het algemeen minder aan vrijwilligerswerk doen dan autochtone Nederlanders, en dit is de afgelopen tien jaar niet verbeterd. In deze driedelige serie wordt extra aandacht besteed aan het aantrekken van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond naar vrijwilligerswerk.  Vandaag deel twee: Verklaringen voor ondervertegenwoordiging van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond.

In de praktijk blijkt dat veel vrijwilligersorganisaties die met name bestaan uit autochtone Nederlanders moeite ondervinden om deze doelgroep aan te trekken. Dit is ook terug te zien in de cijfers; zo ligt het percentage autochtone Nederlanders dat aangeeft aan vrijwilligerswerk deel te hebben genomen stabiel rond de 40%, waar dit echter rond de 20% ligt voor Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond. Er zijn meerdere verklaringen die een rol spelen in de ondervertegenwoordiging van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond in georganiseerd vrijwilligerswerk en waarvan het waardevol is om die te benoemen. Wat zijn deze verklaringen en wat kunnen we er aan doen?

Economische integratie

Ten eerste de economische integratie. Met betrekking tot economische integratie spelen de lagere educatie en inkomensniveaus een rol. Onderzoek laat zien dat er een positieve correlatie bestaat tussen aan de ene kant educatie en inkomensniveaus en aan de andere kant participatie aan vrijwilligerswerk (Pels, 2009). In andere woorden, hoe hoger iemand is opgeleid en hoe hoger het inkomen, hoe aannemelijker het is dat iemand vrijwilligerswerk zal uitvoeren. Aangezien Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond relatief gezien een lagere educatie en inkomensniveau hebben dan autochtone Nederlanders verklaart dit mede de ondervertegenwoordiging in vrijwilligersorganisaties van deze groep Nederlanders (Pels, 2009; Huijnk, 2016b).

Sociale integratie

Een andere verklaring heeft te maken met de sociale integratie. Het gebrek aan sociale integratie vertaalt zich in het gegeven dat de sociale kring van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond nog steeds overwegend bestaat uit leden uit dezelfde etnische gemeenschap (Dagevos et al., 2016; Distelbrink & Pels, 2002). Dit blijkt ook uit de participatie in formele vrijwilligersorganisaties van deze groep Nederlanders. Met name zijn deze groep Nederlanders lid van vrijwilligersorganisaties die bestaan uit, en die zich richten op, dezelfde etnische doelgroep.

Culturele integratie

Tot slot zien we dat het gebrek aan culturele integratie leidt tot frictie tussen de cultuur van bepaalde groeperingen en hoe vrijwilligerswerk is gestructureerd in Nederland. Zo is het bekend dat sociale betrokkenheid en solidariteit zich in meerdere niet-westerse culturen met name wordt geuit in informeel verband, met name binnen familieverband (Pels, 2009). Verder is het ook geopperd dat georganiseerd vrijwilligerswerk zelfs negatieve associaties kan oproepen voor bepaalde Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond die oorspronkelijk uit landen komen waar een autoritair regime met de scepter zwaait; ofwel landen waar burgers regelmatig gedwongen worden om gratis arbeid te verrichten (Pels, 2009). Verder vertaalt een gebrek aan culture integratie zich in een taalbarrière of ongemak over de dagelijkse praktijken binnen de organisatie. Niet iedereen voelt zich op zijn gemak met de directe en egalitaire manier van communiceren en de neiging om alles tot in de details te plannen met strikte afspraken, wat zo kenmerkend is voor de Nederlandse cultuur (Pels, 2009; Dekker & de Hart, 2009).

Conclusie

De uiteenzetting van de bovenstaande verklaringen laat zien dat vrijwilligersorganisaties bepaalde veranderingen kunnen en zullen moeten aanbrengen binnen de eigen organisatie om nieuwe gezichten met een niet-westerse migratieachtergrond aan te trekken maar dat er ook limieten zijn. Allereerst de mogelijkheden om de eigen organisatie aantrekkelijker te maken. Met betrekking tot het gebrek economische integratie kan dit ook een mogelijke deeloplossing zijn omtrent het aantrekken van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond. Denk bijvoorbeeld aan het implementeren van een vrijwilligersvergoeding of het aanbieden van workshops of andere trainingen dat men helpt om zich beter te presenteren op de arbeidsmarkt. Het meer representatief maken van de organisatie kan weer het gebrek aan sociale integratie helpen oplossen. Iemand is simpelweg meer geneigd om een middagje vrijwilligerswerk bij een organisatie uit te proberen als er gelijkgestemden zijn. Aan de andere kant kan een organisatie ook een groep Nederlanders met een niet-westerse achtergrond tegelijkertijd uitnodigen voor een sessie; zoals we allemaal eens hebben ervaren is de drempel veel lager om buiten je comfortzone te stappen als je met een groepje bekenden gaat. Tot slot kan een kritische blik naar de eigen organisatiecultuur helpen om exclusieve mechanismen te ontdekken die onbedoeld mensen uit de potentiële doelgroep uitsluiten en die aan te passen. Uiteraard is dit makkelijker gezegd dan gedaan maar ook voor organisaties geldt dat buiten de comfortzone stappen soms noodzakelijk is.

Over de auteur:

Dave Plug was onderzoeksmedewerker aan de Erasmus Universiteit, Rotterdam School of Management. In 2020 behaalde hij zijn MSc International Management aan de Rotterdam School of Management met een scriptie over de perceptie van vrijwilligerswerk onder Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.

Bronnen:

Dagevos, J., Andriessen, I., Vervoort, M. (2016). “Identificatie, sociale contacten en waardeoriëntaties; ontwikkelingen in de sociaal-culturele positie”, in Huijnk, W.,

Andriessen, I (red.). Integratie in zicht? De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, pp. 210-241.

Distelbrink, M., Pels, T. (2002). “Normatieve oriëntaties en binding”, in Veenman, J (red.). De toekomst in meervoud. Perspectief op Multicultureel Nederland. Assen: Van Gorcum, pp.115-145.

Dekker, P., de Hart, J. (2009). “Groepen allochtonen en autochtonen vergeleken”, in Dekker, P., de Hart, J (red.). Vrijwilligerswerk in meervoud: Civil society en vrijwilligerswerk. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, pp.109-128.

Huijnk, W. (2016b). “Arbeidspositie en inkomen”, in Huijnk, W., Andriessen, I (red.). Integratie in zicht? De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, pp. 77-114.

Pels, T. (2009). “De vrijwillige inzet van nieuwe Nederlanders”, in Dekker, P., de Hart, J (red.). Vrijwilligerswerk in meervoud: Civil society en vrijwilligerswerk. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, pp.130-149.

0  reacties

Partners:     Movisie

Cookie-instellingen