De tekst van dit interview komt uit ECHT, magazine Nationale Vrijwilligersprijzen. Dit magazine kun je hier downloaden.
Haar loopbaan begon in de ontwikkelingssamenwerking. Vanuit het verlangen om beter de impact van het werk dat je doet te zien en te begrijpen, richtte ze zich op Nederland. Ze ging de wijk in, de uitvoering in en kwam veel in aanraking met mensen met schulden. ‘Ik vind het fijn om het verschil te maken’.
Welk verschil maak jij?
‘Ik wil graag mensen die geen stem hebben een stem geven. En ik denk dat ik dat echt doe. Ik had vanochtend overleg over jeugd. En dan realiseer ik me wel dat ik - een beetje gechargeerd gezegd - wel de gewone mens een stem geef. En ook voor de mensen die het werk doen.’
Waarom is dat belangrijk?
‘Ik denk dat het vaak overschreeuwd wordt. Tim ‘S Jongers [de Correspondent, red.] schreef een boek ‘Beledigende Broccoli’, over het gat tussen beleid en werkelijkheid. In de regel zijn beleidsmakers witte, gezonde mensen met een goed inkomen en tevreden over hun leven. Dit zijn de mensen die veel invloed hebben over het leven van de mensen die het minder goed hebben. Ze denken er niet over na dat gezonder eten duurder is. Ze snappen minder goed dat wanneer je weinig geld hebt en veel stress, je zin in chocola krijgt. Dat je korte termijn besluiten maakt. Ook omdat ik een lastige jeugd heb gehad, kan ik makkelijker relateren en me inleven in anderen. Ik veroordeel niet zo snel. Ik snap wel dat je niet logisch gedrag kunt vertonen.’
Wat doen de Buurtteams in Amsterdam? Wat is hun rol in de Amsterdamse samenleving?
‘Het zijn de wijkteams voor iedereen boven de 18. Het gaat om psychosociale ondersteuning. Je weet de weg niet naar instanties en je hebt hulp nodig. We bieden ook schuldhulpverlening. Je kunt bij ons ook langer ondersteund worden en we gaan ook bij mensen langs. Het hangt veel samen met de WMO, wet maatschappelijke ondersteuning. Onze grootste uitdaging is onder andere de vergrijzing, in Amsterdam Centrum wonen veel ouderen. Vaak wonen ze driehoog achter in panden waar weinig aangepast kan worden. Ook wonen er veel mensen met psychische problemen en veel dak- en thuislozen. We hebben veel te maken met verward gedrag en mensen met autisme. We zijn eigenlijk de niet-medische huisarts. Naar de huisarts ga je met fysieke problemen. Naar ons ga je met maatschappelijke problemen.’
Wat zie jij graag verbeteren aan de buurtteams? Waar zet je je graag voor in?
‘Wat we in de wijk zien is dat het zorginfarct, waarvan de media beweert dat deze dreigt te komen, er bij ons in de wijk al is. Ik hoor casussen van oude mensen die in een luier rondlopen en geen hulp in huishouden hebben, op een klein matrasje liggen en verpieteren! Kun je nagaan hoe zo’n huis eruitziet. Dat is heel verdrietig. Hetzelfde geldt voor mensen met GGZ-problematiek. Je ziet de ongelijkheid toenemen. Centrum is een relatief rijk stadsdeel maar ook daar wonen mensen die echt weinig geld hebben. Bijna de helft van de mensen die wij helpen heeft inkomen uit werk, een baan. De rest dus niet. Wat ik ingewikkeld vind, is dat steeds minder mensen de overheid vertrouwen. Ze zien ons ook als deel van de overheid. En dat betekent dat ze zichzelf de hulp ontzeggen waar ze recht op hebben. Wat het ook spannend maakt, is dat mensen door falende zorg bij ons terechtkomen. En ik moet er ook voor zorgen dat iedereen nog voor ons wil blijven werken. Die daklozen… we hebben gewoon geen huizen. Er wordt zoveel van medewerkers gevraagd. En dat is soms heel zwaar. Ik probeer het gesprek te voeren en te kijken naar hoe kunnen we efficiënter werken. Dat is ook goed om te doen, maar we moeten ons realiseren dat de verzorgingsstaat er gewoon niet meer is. Dus we moeten met elkaar bedenken hoe we het dan wél gaan doen.’
Wat betekent volgens jou vrijwilligerswerk voor iemands persoonlijk netwerk?
‘Ik denk niet dat vrijwilligers het antwoord moeten zijn op het feit dat de verzorgingsstaat ontbreekt. We moeten kijken hoe we de zorg organiseren om het menselijke van de zorg te kunnen behouden. Dat betekent dat iets voor iemand anders doen eigenlijk heel gewoon zou moeten zijn. Het zou al zoveel schelen als iemand het niet erg vindt om één keer in de week boodschappen te doen voor een ouder iemand. Dat zou het probleem kleiner maken. Er is dan namelijk iemand die een oogje in het zeil houdt. Laura Vermeulen promoveerde op netwerkversterking bij mensen met dementie. Volgens haar is een netwerk van alleen familie niet optimaal, want dan spelen al die ‘familiedingen’. Als je gemengde netwerken hebt, is dat veel sterker omdat dit elkaar aanvult. Vrijwilligers vormen die aanvulling. Zelf doen is het devies. Ik snap niet waarom vrijwilligerswerk niet al bij alle bedrijven arbeidsvoorwaarde wordt. Stel je voor dat iedereen twee uur per week betaald iets voor een ander doet?! Dan los je heel veel op! De overheid wil heel graag dat we van alles zelf gaan doen. Maar ze faciliteren veel te weinig. Ze zouden erop gebrand moeten zijn dat bedrijven meehelpen hieraan. Op zijn minst dat ambtenaren zelf vrijwilligerswerk kunnen doen in de baas zijn of haar tijd.
Dus eigenlijk zouden bedrijven onderdeel moeten worden van de sociale basis, vind jij?
‘Nou, ik denk dat je op een andere manier naar vrijwilligerswerk moet kijken. In Rwanda zijn mensen verplicht één dag per maand vrijwilligerswerk te doen. Dat staat bekend als ’Umuganda’ en hoort er gewoon bij. Dat is een verbindingstool geworden sinds 1962. Ik vind het principe dat je gewoon iets voor een ander móet doen best goed. Het hoort erbij net als belasting betalen. Ik geloof nog steeds in het goede van mensen maar ik denk nog steeds dat meer mensen het niet doen dan wel.’
“We moeten kijken hoe we de zorg organiseren om het menselijke van de zorg te kunnen behouden. Dat betekent dat iets voor iemand anders doen eigenlijk heel gewoon zou moeten zijn.”
Zie jij een afwijking tussen de geformuleerde sociale basis en de werkelijkheid?
‘Kijk, de sociale basis gaat uit van de kracht die er in de mensen zelf is. Ze is gericht op het verbinden van groepen mensen met elkaar. Het is niet zo gericht op het probleem maar meer op meedoen. Het is heel wezenlijk. Als mens heb je veiligheid nodig, genoeg geld en verbinding met andere mensen. Mijn organisatie heeft ook een grote opdracht in de sociale basis. Wat ik zie als ik kijk naar geldstromen: er gaan miljarden naar curatieve zorg. En maar een heel klein deel daarvan gaat naar de sociale basis. Maar mensen wonen in een wijk. Er gaat maar weinig geld naar mensen gezond houden. De sociale basis is gericht op preventie en is dus ingewikkelder om aan te tonen dat het nodig is.’