Naar aanleiding van het onderdeel maatschappelijk engagement in mijn opleiding Verpleegkunde deed ik vrijwilligerswerk bij een organisatie. Zij staan in voor de verdeling van voedselpakketten en kleding voor mensen die recht hebben op steun via OCMW.
De organisatie van het verkrijgen van de voedingsproducten bleek heel goed geregeld. Een deel werd via de voedselbank binnengebracht, verder waren er nog giften van grootwarenhuizen en traiteurs, en de producten die ze tekort kwamen werden met de opbrengst van het kledingwinkeltje zelf aangekocht. Dit wordt gedragen door een paar zeer gemotiveerde vrijwilligers die hier wekelijks de touwtjes in handen hebben. Ze weten wat ze doen, ze kennen de organisatie en hebben een structuur uitgewerkt om dit alles in goede banen te leiden.
Elke persoon die komt ‘winkelen’ heeft een maandelijks investeringsbudget via een soort klantenkaart. Dit budget is afhankelijk van de gezinssamenstelling. Op de voedingsproducten, die zij hiermee kunnen kopen, is een prijs gezet. Op deze manier kunnen ze zelf beslissen wat ze kopen en hoeveel. Enkele producten hebben wel een maximum aantal per maand. (vb. vlees max 0,5 kg/ pers/ maand) Via deze manier van werken wil de organisatie verspilling voorkomen. Ook proberen ze zo de klanten budget-bewust te maken. Voor klanten die geen vervoer hebben of niet in staat zijn om naar de winkel te komen wordt er een basispakket gemaakt en aan huis geleverd.
Praktisch gericht vind ik dat deze organisatie zeer goed werk levert. Ze hebben een mooi en hanteerbaar systeem opgezet.
Anderzijds heb ik mij heel erg gestoord aan de mentaliteit van de vrijwilligers tijdens mijn ‘stage’. De omgang met de klanten verliep op een zeer paternalistische manier. Achter de schermen werd er zeer denigrerend gesproken over klanten en ook zeer specifiek over klanten van buitenlandse origine. Klanten met Belgische afkomst werden eerder betuttelend behandeld. Vele van de vrijwilligers waren ervan overtuigd dat zij zeer goed werk verrichten en dat de klanten hen daar wel heel dankbaar voor moesten zijn. Dat zij het uiterste respect verdienden voor hun werk, maar in vele voorbeelden zag ik dat dat omgekeerd helaas niet het geval was. Vanwege de corona-maatregelen was de winkel wat anders geordend en waren er lijnen op de grond aangebracht om duidelijk te maken hoe men 1,5 meter afstand moest houden. In principe een goed idee. Hoewel de klanten zich eraan probeerden te houden werden ze streng berispt als dit eventjes mis ging. En het frappantste daaraan vond ik dat de vrijwilligers deze afstand naar de klanten toe niet respecteerden. Als een opzichter liepen ze tussen de klanten door om hen te betrappen op een foutje. Helaas is dit maar één van de vele dingen die deze ongelijke relatie benadrukt.
De laatste dag heb ik geholpen bij de voorbereiding van de kledingwinkel. Ik heb een aantal rekken met kleding gesorteerd en netjes opgeplooid terug in het rek gelegd. Blijkbaar was het niet van de gewoonte dat de dames die vrijwilligden voor de kleding ook daadwerkelijk veel deden. De ochtend bestond uit eerst een koffieklets met de nieuwste roddels van het dorp. Daarna een discussie die blijkbaar al 100 keer was gevoerd over de organisatie van de winkel. Hierop volgde en half uurtje opruimen en daarna werd er alweer koffie gezet met het idee ‘We hebben toch alweer een hele voormiddag gewerkt voor de minderbedeelden.’ Nadat ik een rek met T-shirts netjes op maat had gelegd en aanduiding op het rek had gemaakt van welke maat waar lag, werd mij gezegd: ‘Je hebt dat goed gedaan, maar de mensen die komen zijn niet zo netjes. Het heeft weinig zin om alles mooi te leggen, als je die mensen binnen laat is het op 5 min weer een puinhoop.’ Ik heb nog gezegd dat ik me niet kon geloven dat elke persoon die hier in de winkel zou komen was zoals zij het voorstelde, maar ze zei dat ik geen idee had wat voor varkens het wel niet waren.
Ik heb mijn tas koffie laten staan, heb hun bedankt voor de samenwerking en ben met een misselijk gevoel naar huis gegaan.
Ik was gechoqueerd hoe mensen zo kunnen denken dat ze goed werk leveren, en toch zo’n ideeën erop nahouden. Ik hoop dat dit een uitzondering is, maar ik vrees dat vele vrijwilligersorganisaties toch nog deze manier van denken aanhouden.