De jongeren en organisaties die via proeftuinen betrokken zijn bij de Maatschappelijke Diensttijd zijn trots op wat er tot nu toe is bereikt. Zij beoordelen hun ervaring positief en zijn verrijkt. Vereniging NOV heeft een brief gestuurd om te laten zien dat er een enorm draagvlak is voor de Maatschappelijke Diensttijd, maar dat dat draagvlak enorm vergroot kan worden door de bestaande vrijwilligersorganisaties en vrijwilligerscentrales te betrekken in de uitvoering.
De punten uit deze brief, die je hier in zijn geheel kunt downloaden, zijn:
1. Formuleer duidelijk waarvoor het een oplossing moet zijn
Samengevat heeft Vereniging NOV de volgende suggesties om duidelijk te formuleren waarvoor Maatschappelijke Diensttijd een oplossing moet zijn:
a. Eigen maken van samenlevingswaarden: Maatschappelijke Diensttijd vergroot de directe inzet van jongeren en legt daarnaast een basis voor latere inzet en draagvlak voor vrijwilligerswerk.
b. Tegemoet komen aan grote vraag: Op veel terreinen in de samenleving is een grotere vraag naar diensten en activiteiten van vrijwilligers dan de huidige organisaties kunnen beantwoorden.
c. Kennismaken met diversiteit: Het is van duurzame waarde voor de algehele gemeenschapszin wanneer jongeren in deze fase van hun leven ervaring opdoen in het ontmoeten van andere mensen uit andere bevolkingsgroepen, elk met hun eigen achtergronden. En dat is meer dan alleen jongeren onderling.
2. Versterk de bestaande infrastructuur en organisaties van vrijwillige inzet
De gunning in de aanbestedingswerkwijze van en de criteria door ZonMW hebben geresulteerd in proeftuinen waarvan een deel volledig los van het vrijwilligerswerk staat en de financiering teveel een verdienmodel op zich is. Veel bestaande organisaties kregen geen toegang tot de proeftuinen. Ook zij die juist veel ervaring met jongeren hadden, al dan niet via zelfstandig doorgezette vormen van de Maatschappelijke Stage. De rol van de vrijwilligerscentrales als lokale spelverdeler wordt tot nu toe wel gezien en zelfs gemist, maar niet als zodanig erkend en niet geborgd. Voor de schaalvergroting van de Maatschappelijke Diensttijd zijn de bestaande organisaties, netwerken en expertises van essentieel belang. Negeer ze niet, maar gebruik en ondersteun ze. Maak het mogelijk dat ook sectoren en koepels in een groter verband uitvoering geven aan de Maatschappelijke Diensttijd. Maak de Maatschappelijke Diensttijd daarmee voor alle maatschappelijke organisaties én voor alle jongeren.
3. Maak talentontwikkeling van jongeren mogelijk
De Maatschappelijke Diensttijd biedt de mogelijkheid op maat te leren in en van de samenleving. Dat vraagt extra investering in tijd en menskracht en inzet van de ontvangende organisaties naast hun reguliere inzet voor hun primaire maatschappelijke doel. Investeer in de organisaties voor hun begeleiding van jongeren.
4. Bied laagdrempelige financieringsconstructie
Een duurzame, brede en landelijke uitrol en toepassing van de Maatschappelijke Diensttijd vraagt om een financieringswijze die simpel en toegankelijk is. Een goede manier is zoals bij de toewijzing van EVS en het EU Solidarity Corps, waarbij organisaties een meerjarige accreditatie hebben en kosten van begeleiding, uitvoering en vergoedingen aan jongeren kunnen declareren.
5. Sluit een verplichte variant niet op voorhand uit
Intrinsieke motivatie van jongeren is de basis voor een positieve opstelling ten opzichte van de organisaties, optimale talentontwikkeling en het aanspreken van verantwoordelijkheidsbesef. Vanuit die optiek is een vrijwillige deelname aan de Maatschappelijke Diensttijd belangrijk. Vanuit de Maatschappelijke Stage is bekend dat verplichte vormen positief kunnen uitpakken, juist voor jongeren voor wie betrokkenheid bij maatschappelijk organisaties niet vanzelfsprekend is. Voor hen is het onderzoeken van een verplichte variant met eigen keuzes van plek en activiteit een belangrijk aspect van een brede Maatschappelijke Diensttijd.
Download hier de hele brief van Vereniging NOV
Lees hier het persbericht van VWS
Lees hier de Kamerbrief van staatssecretaris Paul Blokhuis aan de Vaste Kamercommissie VWS