Leden die verplichte taken afkopen - Waar je als sportbestuurder nog niet bij stil stond
25 augustus 2015, www.sportknowhowxl.nl
door: Joppe Ter Meer, Lucas Meijs & Jan-Willem van der Roest
Consumentisme in de sport: het is een kritiek punt dat geregeld aanleiding is tot discussie. Maar hoe uit dit consumentisme zich? En is het consumentisme wel zo alom aanwezig als door beleidsmakers, sportbonden en leden wordt aangenomen? Eerder onderzoek laat zien dat de weerslag van het consumentisme in de sport nuancering verdient. Maar dat wil niet zeggen dat sportverenigingen niet veranderen of niet meebewegen. Integendeel. De mogelijkheid voor leden om hun verplichte taak te kunnen afkopen wordt aan de hand van een case bij de Rotterdamse Hockeyvereniging Leonidas onder de loep genomen. Hoewel het afkopen niet altijd de schoonheidsprijs verdient, scheelt het een hoop problemen voor het bestuur. Daarmee lijkt de kous dan af, maar niets is minder waar. Wij gaan verder waar de meeste discussies stoppen en gaan dieper in op vraagstukken voor sportclubs die in welke hoedanigheid dan ook te maken hebben met een ‘consumentistische’ inslag.
Sportverenigingen in Nederland hebben te maken met een groot aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Een van deze ontwikkelingen is de toenemende marktbenadering in het verenigingsleven. Deze benadering speelt in op de (vermeende) consumentistische houding onder leden van sportverenigingen. Hoe zeer van een daadwerkelijk toenemend consumentisme onder leden van verenigingen sprake is, is echter zeer de vraag.
Van beleidsmakers tot leden, zij gaan uit van de populaire gedachte dat leden zich in toenemende mate gedragen als consumenten van de sportvereniging, als afnemers van een bepaald sportproduct waar een bedrag tegenover staat. In dit geval het lidmaatschapsgeld. Eveneens populair is het idee dat sportverenigingen zich geleidelijk aanpassen aan het consumentisme van hun leden. Ook daarvoor is geen hard bewijs. Enige nuance is op zijn plaats.
Van mutual support naar service delivery
Dat betekent echter niet dat verenigingen niet veranderen. Integendeel. In de laatste decennia hebben sportverenigingen in kleine of grote mate een ontwikkeling ondergaan van mutual support- naar service delivery-verenigingen. Kern in mutual support-verenigingen is het concept ‘voor en door de leden’. Hierin ontstaat er een hechte band tussen leden die met elkaar taken oppakken. De afstand is in de loop der tijd echter groter geworden en het ‘community-gevoel’ lijkt minder te zijn. Daarom bewegen sommige sportverenigingen mee, worden servicegerichter en proberen via andere wegen een levensvatbare club te ontwikkelen en te behouden.
De zogenaamde ontwikkeling van mutual support- naar service delivery-verenigingen zorgt voor nieuwe kansen, maar ook voor nieuwe vraagstukken. Een van deze vraagstukken is of verenigingen hun leden de mogelijkheid moeten bieden om verplichte taken af te kopen. Dat is op juniorenniveau vaak van toepassing op ouders, op seniorenniveau op het lid zelf. Het afkopen van taken gaat niet direct tegen de mutual support gedachte in, maar bestuurders moeten goed nadenken wat zij hiermee doen.
Rotterdamse Hockeyvereniging Leonidas
Bij de Rotterdamse Hockeyvereniging Leonidas is de verplichte taak voor seniorenleden ingevuld door het fluiten van een ander thuisspelend team op dezelfde dag, veelal vlak voor of vlak na de eigen wedstrijd. Wanneer leden niet kunnen of willen fluiten, kunnen zij een beroep doen op een fluitpoule, een groep op Facebook die fungeert als platform tussen zogenaamde aanbieders en vragers van fluitbeurten. Als initiatief vanuit leden en bedoeld om leden elkaar te laten helpen, is het een concept dat in zijn meest ideële zin in de buurt komt van het ‘voor en door de leden’-principe.
Een half seizoen (8 maart 2015 – 7 juni 2015) keken wij naar de activiteiten van 69 seniorenteams (1.215 leden) in deze fluitpoule. De 69 teams zijn zowel prestatie- als recreatieteams, geen Heren 1 en Dames 1. Die twee teams werden gefloten door scheidsrechters aangewezen door de KNHB. Uiteindelijk werd van de 359 geanalyseerde wedstrijden (718 scheidsrechters) ruim één op de vijf fluitbeurten aangeboden in deze fluitpoule. Ruim 70% van de fluitbeurten werden aangeboden door vrouwen, bijna volledig recreatiehockeyers, hoewel zij maar 58% van de poule vormen.
Gemiddeld bood een lid iets meer dan € 21,50 voor het overnemen van een fluitbeurt. Het precieze bedrag was echter niet van grote invloed. Zo bleek het verkopen van een fluitbeurt niet veel lastiger bij een bedrag van € 20 dan bij een bedrag van € 30. Een relatief kleine groep was zeer gewillig om de fluitbeurten op te pakken.
Naast het bedrag, bleek ook het moment in het jaar en de tijd waarop de fluitbeurt plaatsvonden niet van grote invloed op de keuze om wel of niet een fluitbeurt aan te bieden. Zo werden op de dagen van een hockeyfeest (in de hockeywereld bekend als een The Dansant) niet substantieel meer fluitbeurten aangeboden. En bijna tweederde van de fluitbeurten vond gewoonweg plaats tussen 11.00 uur en 16.00 uur. Een groot aantal wedstrijden werd ook buiten deze uren om gespeeld.
Een breder perspectief met nieuwe vraagstukken
De fluitbeurten zijn in een breder perspectief te plaatsen. In het geval van hockeyvereniging Leonidas bleek de grootste bereidheid tot het aanbieden van een fluitbeurt te liggen bij vrouwelijke recreatiehockeyers. Dit werd maar beperkt beïnvloed door het aanvangstijdstip van de fluitbeurt, de hoogte van het bedrag of de aanwezigheid van een The Dansant die dag. Als bestuurder kan je je afvragen of het hier daadwerkelijk gaat om leden met een consumentistische inslag. Het is ook mogelijk dat deze leden impliciet een specifieke taak niet willen doen – bijvoorbeeld vanuit een bepaalde angst voor het fluiten – en juist wel open staan voor andere klussen, wellicht in teamverband.
Het feit dat de fluitbeurten werden opgepakt door een zeer kleine groep is op zichzelf niet problematisch, zeker op het moment dat dit soepel verloopt. Een complexere vraag ligt in wie de daadwerkelijke verantwoordelijkheid draagt als leden hun taak afkopen, of in dit geval hun fluitbeurt aanbieden. Uiteraard blijft het lid ‘eigenaar’ tot een andere scheidsrechter is gevonden, maar wat als de gevonden scheidsrechter uiteindelijk niet in staat blijkt deze taak goed over te nemen? In het geval van de emotioneel gevoelige fluitbeurten ontstond er onrust binnen de club om scheidsrechters van buiten de club die de intensiteit van de overgenomen wedstrijd niet aan konden. Sommige clubs maken het leden mogelijk om hun taken af te kopen en denken dat daarmee het probleem is opgelost.
Bestuur blijft aanspreekpunt
Niets is minder waar. Ook al is de fluitpoule een initiatief vanuit leden zelf en gedoogt het bestuur de fluitpoule slechts, is het bestuur waarschijnlijk toch het eerste aanspreekpunt bij ‘calamiteiten’. De vraag is hier in hoeverre je als club toezicht moet en kan houden op de ‘vervangers’, zelfs als het een initiatief is vanuit leden zelf. Als dit ten koste gaat van spelplezier, enthousiasme en clubbinding, dan lijkt het antwoord ‘ja’.
Maar wat kan een club doen als leden vervangers vinden zonder dit te ‘registreren’, dus in dit geval zonder gebruik te maken van de fluitpoule? Dan is toezicht nauwelijks mogelijk. Veel overgenomen fluitbeurten werden namelijk niet eens aangeboden of gemeld en bleven zodoende ‘onder de radar’. De daadwerkelijke percentages van het aantal overgenomen fluitbeurten liggen dan ook hoger dan in dit stuk worden gepresenteerd. Hoeveel hoger, dat is de vraag.
En zo kom je weer bij de kern: wat kan en wil je als club weten en daaraan doen? Zo werd er aan geregistreerde fluitbeurten in een half seizoen bijna € 3.500 onderhands zonder BTW verhandeld. Een relatief laag bedrag tot zover. Maar wat als dit bedrag oploopt? Zullen clubs hier op moeten gaan reageren?
Kortom, nieuwe vraagstukken voor (pre-)‘consumentistische’ verenigingen. Het gaat om wat de club kan, moet, maar vooral wil doen. Er liggen voldoende kansen en mogelijkheden.
Over de Auteurs:
Joppe Ter Meer was onderzoeker aan de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit. Prof. dr Lucas Meijs is als hoogleraar Strategische Filantropie verbonden aan de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit. Jan-Willem van der Roest is ondertussen gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht.
Deze bijdrage verscheen 25 augustus 2015 op www.sportknowhowxl.nl