In het private bedrijfsleven helpt de onzichtbare hand van de markt met het maken van keuzes voor de bedrijfsvoering. In de civil society en het vrijwilligerswerk bestaat deze marktprijs niet, waardoor de keuze over wie er wel of niet geholpen gaat worden een persoonlijke en subjectieve keuze wordt.
Als voorbeeld de vergelijking tussen een supermarkt en een voedselbank. In beide gevallen moeten de leiders voedsel verdelen over de mensen die dit willen hebben. In het geval van de supermarkt is deze keuze uitbesteed aan het prijsmechanisme. Wanneer er veel vraag is naar voedsel, zal de prijs stijgen. Degenen die deze prijs niet kunnen betalen, krijgen geen eten. Wanneer zij besluiten toch iets te pakken, veranderen zij van arme, hongerige mensen in dieven.
De voedselbank daarentegen, een organisatie die gratis voedsel verstrekt aan mensen die beweren daar recht op te hebben, staat voor lastigere keuze. De leider moet een daadwerkelijke beslissing nemen over wie er eten krijgt. Zijn dit mensen die minder verdienen dan een bepaald bedrag? Of degenen die door persoonlijke omstandigheden niet rondkomen met hun inkomen? Zijn het mensen binnen een bepaald postcode-gebied? Of alleen zij die een bepaalde geloofsovertuiging hebben? Maar hoe werkt dit dan met mensen die nog wel geld uitgeven aan roken, of huisdieren? Wentelen zij hun verkeerde keuzes af op anderen mensen? En laat je de keuze beïnvloeden door donoren, of neem je geen geld aan als daar voorwaarden aan vast zitten?
Het maken van lastige beslissingen zonder die te kunnen uitbesteden aan markt- of prijsmechanismen, is een leiderschapsuitdaging zonder weerga. Dit kunnen managers in de civil society leren. Maar het echte leermoment is het uitleggen en onderbouwen van de genomen beslissing aan anderen.
Beslissingen baseren op waarden en niet op procedures
De civil society bestaat uit een optelsom van particuliere meningen, normen en waarden die allemaal op hun eigen manier een bepaalde waarheid vormen. Ter illustratie het boek ‘Zen and the art of motorcycle maintenance’, waarin wordt geschreven over een motor-roadtrip, maar belangrijker, waarin het concept kwaliteit onder handen genomen wordt. Geïnterpreteerd naar leiderschap is kwaliteit dan de manier waarop het gaat in bureaucratische organisaties, het volgen van voorgeschreven procedures (het openen van de motor, sleutelen en weer dichtdoen), het hebben van een duidelijke hiërarchie, regels et cetera. Of is kwaliteit juist meer als zen, het voelen van de wind in je haren, het geluid van de motor en het zijn in de ervaring.
In de civil society gaat het veel meer om zen, dan om het volgen van procedures. Dit is een reden waarom de civil society zo lastig is om te begrijpen. Alleen het handboek van management is onvoldoende om vrijwilligers op de juiste manier te begeleiden. Het begrijpen van de ‘zen’ van de organisatie is een vereiste. De effectiviteit van een leider is niet alleen gebaseerd op vakbekwaamheid als manager, maar ook op het feit of je als leider geaccepteerd wordt. Die acceptatie zal alleen plaatsvinden, als er een duidelijke connectie is met het hogere doel en de achterliggende waarden (de zen) van de organisatie. Beslissingen zullen dan ook genomen moeten worden met inachtneming van de ‘zen’ van de organisatie, een les die in het private bedrijfsleven van waarde kan zijn.
Opereren in een mijnenveld van verschillende normen en waarden
In de civil society kunnen leiders tegenstand verwachten van vreemde tegenpartijen. Juist omdat de civil society bestaat uit de optelsom van meningen, normen, waarden en eigen waarheden, zullen er altijd mensen zijn die zich op de een of andere manier tegen je zullen verzetten. In het bedrijfsleven heb je te maken met competitie, de manier van verzet in de civil society zal veel politieker, subjectiever en harder zijn.
Een voorbeeld hiervan is MADD, Mothers Against Drunk Drivers, een organisatie die via private funding een effectieve anti onder-invloed-rijden-beweging - anderen zeggen een ‘industrie’ - heeft opgebouwd. Want het succesvolle MADD riep haar eigen tegenkrachten op in de vorm van DAMM (Drivers Against MADD Methods en Drunks Against Mad Mothers), die overigens grotendeels weer verdwenen zijn. Omgaan met verschillende normen en waarden, is dus een belangrijke les die geleerd kan worden van werken in de civil society.
Het implementeren zonder hiërarchie
Een andere leerervaring kan worden gevonden in het managen van personeel met nauwelijks hiërarchische macht. Vrijwilligers werken voor een organisatie omdat ze dit willen en niet hoeven. Ze kunnen dus zo weggaan en het is dus onmogelijk ze te controleren door middel van een bonus of straf. Dus als het lukt om de ruim 43.000 vrijwilligers van De Zonnebloem of de 500 bij de hockeyvereniging uit zichzelf, zonder bonus en salaris(verhoging) te laten doen wat de organisatie wil, wat zou je met die geleerde skills kunnen bereiken in het private bedrijfsleven.
Kortom, de civil society is een leerschool voor het leiderschap van de toekomst. Dat is het altijd geweest maar gezien de spanningen van dit moment, wordt het alleen maar belangrijker.
Over de auteurs:
Prof. dr Lucas Meijs is als hoogleraar ‘Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk’ verbonden aan de vakgroep Business-Society Management van de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit.
Philine van Overbeeke is Junior Onderzoeker aan Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit. Zij behaalde in 2016 haar bachelor Bedrijfskunde aan RSM en voltooide daar in 2017 ook haar Master Global Business & Sustainability.
Dit artikel verscheen eerder op socialevraagstukken.nl en is afgeleid van de lezing die Lucas Meijs hield voor de Rotterdam School of Management Leadership Summit 2015. De gehele lezing kan hier worden bekeken.